Een jaar lang vrijwilligerswerk voor SPS
Bram Rimaux
Vrijwilliger SPS
Op 29 september 2012 kwam ik aan in Paramaribo. Aanvankelijk bestond mijn taak op het project uit het produceren van nieuwe schoolmeubels en het opknappen van oud meubilair. Aangezien het een sociale werkplaats is, verschoof mijn rol echter ook een beetje naar een soort begeleidende rol voor de jongens met een beperking. De sfeer was er goed, men hield rekening met het feit dat ik van veel afwisseling hield en mijn hulp werd zeer geapprecieerd. Hoewel mijn achtergrond niet echt aansluit bij het werk van de stichting, ik behaalde nl. voor mijn vertrek mijn master geschiedenis, was het een heel erg fijne en vooral leerrijke tijd. Toch moest ik met pijn in het hart na vier maanden de werkplaats vaarwel zeggen want een nieuw avontuur lag om de hoek op me te wachten, namelijk lesgeven op een schooltje in Kajana. Het binnenland kwam eraan!
Na een mooie bootreis kwam ik op 19 januari op mijn nieuwe bestemming aan. Ik ging aan de slag als ondersteunend docent. De onderwijstaal was het Nederlands, de thuistaal Saramaccaans. Hierdoor merkte je toch een zekere leerachterstand bij de kinderen. Met mijn komst konden we echter meer individueel met de kinderen aan de slag, wat op het einde van het schooljaar resulteerde in een relatief mooi slaagcijfer: 20 van de 24 kinderen behaalden de overgangsnormen! In mijn vrije tijd hield ik me onder andere bezig met het opknappen van het oude schoolmateriaal en me laten verassen wat het Saramacaanse leven allemaal te bieden heeft.
Hoewel de zon steeds scheen, was het toch niet elke dag mooi weer. Het leven in de stad was vrij zorgeloos: ik had een leuke vriendengroep en er was steeds wel iets te doen. In het binnenland was ik veel meer op mezelf aangewezen. Toch waren ook hier de ‘ups’ fenomenaal en torenhoog. Het waren de ‘downs’ echter die me veel over mezelf en de wereld rondom mij leerden. Hoewel het natuurlijk nooit fijn is om in zo’ n ’down-periode’ te zitten, besef je op zo’ n momenten pas echt hoe jouw omgeving in elkaar zit.
Op het moment van het schrijven van deze tekst, zit ik nog steeds in de jungle. Ik heb een gratis vlucht naar Paramaribo afgezegd om toch nog maar even langer in Kajana te kunnen blijven. Ik wil hier echt niet weg! Om twee redenen wil ik ergens ook wel terug naar België: ten eerste wordt het tijd voor een hereniging met familie en vrienden, ten tweede wil ik diezelfde personen verhalen vertellen over de fantastische mensen die ik het afgelopen jaar ontmoet heb. Niet ik, maar zij hebben dit alles tot een onvergetelijke ervaring gemaakt: van harte bedankt!
Het is werkelijk waar wat men zegt: een jaar de wijde wereld in, is echt een van de meest fantastische ervaringen die je mee kan maken in je leven!
Paramaribo door de ogen van een vrijwilliger: een stad van vele gezichten
Wouter Degreve
Vrijwilliger SPS
Paramaribo. Het is de stad waar koningspalmen en kankantries zich elke avond weer tegen de rode hemel aftekenen en kolibries je met een beetje geluk dapper even een gedag komen toewuiven bij het open raam. Het lijkt enkel in Paramaribo dat je verdwalen kan in een boek onder het chronische geruis van de Palmentuin terwijl even verderop een dreunende kaboelabus toeterend met een groep feestvierende mensen door de stad giert. Ook al is het ongetwijfeld té fout voor woorden, een ritje op zo’n bus bleek een heus avontuur en meteen ook iets heel typerends voor Paramaribo anno 2012.
Paramaribo is de stad van casino’s waar hordes gokchinezen hun duurverdiende dollars hopen op te waarderen en bakras het vooral op de gratis Borgoecola gemunt hebben; een stad ook van markten en aanverwante, vrolijke chaos. Hoezo je waant je even in Zwart-Afrika bij het zien van de boslandcreoolse vrouwen die bij de Centrale Markt de gekste vruchten aan de man brengen in hun exotisch klinkende talen? Bij Waterkant kan je in alle drukte genieten van een djogo (grote fles Parbobier) of een schaafijs, en bij zonsondergang auto’s feeëriek de statige, donkere Surinamerivier zien oversteken richting Commewijne.
In Paramaribo moet je voor de lekkerste koffie bij Zus & Zo of Lekker! zijn, voor de beste (en krokantste) bakabanas op Blauwgrond bij Pawiro en voor lekkernijen en weelderige buffetten op zijn Braziliaans in Klein Belém. Het is een plek waar Chinees hotpotten ook in het donker een waar festijn kan zijn en waar je de moksi alesi zelf nooit zo lekker kan maken als bij die ene tent achter Fort Zeelandia. The place to be dus voor lekkerbekken aller landen (en zo niet, Burger King of McDonald’s to the rescue!).
De hoofdstad van Suriname is een plek van contrasten, van armoede versus rijkdom, van grote expatvilla’s naast houten, afgebladderde huisjes en van apocalyptische stortbuien onder een tropische zon. Soms lukt het om je er weer heel even in de tijd te wanen, en dan weer even plots helemaal niet. Paramaribo is een plaats van tegenstrijdigheden waar meteen ook alles samenkomt, waar de contouren van een synagoge en een moskee schijnbaar moeiteloos in elkaar overlopen en het standbeeld van Pengel (een Creool) en dat van Lachmon (een Hindostaan (zonder e!)) op gelijke hoogte gestalte geven aan het befaamde Onafhankelijkheidsplein. Het is een plek van teveel mannen op de hoek (op vrijdag- en zaterdagavond feestelijk uitgedost met djogo’s in decadent grote koelboxen), van menig ‘hé meisje’ naar zongebrande stagiaires op hun ‘fietsen-in-Suriname’- (lees: bakra-) fiets, van zoetgevooisde tyuris en claxonnerende doordeweekse zondagschauffeurs. De door Unesco bejubelde parel van het Caribische gebied lijkt vaak ook het mekka voor liefhebbers van uitlaatgassen en zwarte rook, of verzamelaars van verdwaalde glasscherven en evenredig veel lekke banden. Het is een plaats waar men ook af en toe ietwat moedeloos dreigt te worden van zwerfvuil en blaffende bewoners, hongerig uit op het achterzitje van je fiets.
In Paramaribo kan alles soms net iets meer moeite kosten, maar al even vaak dan weer juist dat tikkeltje minder (no spang, toch?). Switi Sranang is veel meer dan Paramaribo, maar in deze stad, die Anil Ramdas misschien met veel ironie, maar dat even terzijde, ‘de vrolijkste in de jungle’ noemde, valt elke dag wel weer wat te beleven, willen of niet.